Nieuws

Tussen de sloppenwijken en de superblocks

Hoe zorg je in een alsmaar groeiende metropool voor deugdelijke huisvesting, voorzieningen en infrastructuur? In het kader van het festival Focus op Indonesië (2-11 t/m 17-12) neemt Prof. Dr. Ing. Bambang Hari Wibisono van de Universiteit van Yogjakarta ons mee in de hedendaagse stedenbouw van Indonesië, bij Architectuurcentrum Rondeel. Hoe Jakarta worstelt met urbanisatie…

Professor Wibisono staat vriendelijk de gasten te woord die zich om hem heen verzamelen. Hij glimlacht en zegt iedereen gedag die passeert. Achter hem kijkt een norse architect Charles Schoemaker de ruimte van Architectuurcentrum Rondeel in. Niet echt, maar vanaf een foto.

Drie weken geleden leerden we over Schoemaker, de KNIL-militair met tekentalent die zou uitgroeien tot één van de belangrijkste architecten in voormalig Nederlands-Indië. Schoemaker kon bouwen wat hij wilde, zolang er maar geld was. Het resultaat daarvan hangt op allerlei platen, verspreid door de expositieruimte aan de Assenstraat.

 

Inmiddels leven we echter niet meer in de wereld van Schoemaker. Als we goed zoeken zien we in steden als Jakarta her en der een oud geveltje met Nederlandse signatuur, maar wat we vooral zullen zien is een metropool waar ruimte schaars is en het krioelt van de mensen. 16 Miljoen mensen om precies te zijn. Op een heel klein stukje aarde.

 

De oppervlakte van Jakarta is iets meer dan twee keer Rotterdam. En stel je voor dat we alleen twee keer Rotterdam hadden voor de gehele Nederlandse bevolking. Het is de dagelijkse praktijk in Jakarta. En aan de bevolkingsgroei komt voorlopig geen einde. Bewoners uit landelijke gebieden trekken nog steeds in groten getale naar de hoofdstad. Op zoek naar een beter bestaan voor zichzelf en hun familie.

 

De uitdagingen van urbanisatie

Deze urbanisatie stelt de Indonesische regering voor enorme uitdagingen. Het blijkt niet gemakkelijk om iedereen een volwaardig bestaan te kunnen bieden in de grote stad. “We zien dat de regering moeite heeft met het bieden van goede huisvesting, gezonde milieuomstandigheden, scholing, infrastructuur en belangrijke voorzieningen aan alle mensen in Jakarta’’, vertelt Wibisono. Hij klikt een schrijnende foto tevoorschijn waarin een inwoner van de sloppenwijk water uit de vervuilde rivier schept terwijl op de achtergrond splinternieuwe woontorens glimmen in de zon.

“Er zijn grote verschillen tussen arm en rijk. De verschillende lagen van de bevolking wonen gescheiden. Daardoor krijg je een beeld van prachtige gebouwen en sloppenwijken op de achtergrond’’, zegt Wibisono.

 

Een ander probleem is de luchtkwaliteit. Wibisono laat een foto zien die inmiddels bijna cliché is: een verkeersader in een Aziatische stad, vol met dampende auto’s. Rijen dik staan ze, muurvast, kilometerslang. Uitstekend relativeringsmateriaal voor mensen die zich storen aan de Nederlandse fileproblematiek, maar een groot probleem voor de leefbaarheid van Jakarta. Doordat de meeste mensen wonen in de buitenwijken, maar werken in de stad ontstaan dagelijks enorme files.

 

De overheid doet z’n best om het autogebruik te verminderen, maar dat wil nog niet echt slagen. “Ze hebben de belasting op tweede en derde auto’s enorm verhoogd, maar dat had weinig effect. Ze hebben geprobeerd om auto’s met even nummerborden op even te dagen te laten rijden en oneven nummerborden op oneven dagen, maar mensen met twee auto’s pakten dan gewoon de ander. Ook hebben ze het verplicht om met minimaal drie inzittenden in een auto te zitten, maar daar zagen inwoners handel in en boden zich aan om tegen betaling mee te rijden’’, vertelt Wibisono.

 

Kortom: er moet iets worden gedaan aan de infrastructuur. “Maar bredere of langere wegen bouwen heeft geen zin’’, zegt Wibisono. “Dit nodigt alleen maar uit tot meer gebruik van de auto.’’

 

Daarom wordt er gezocht naar een betere oplossing. En een belangrijk idee daarbij is het ‘one-stop-living’. Wijken waarin je werkt, woont, naar school gaat en boodschappen doet. En dit one-stop-living leidt tot de bouw van zogenaamde ‘superblocks’.

 

Superblocks

De superblock is een idee dat vaker opdoemt in drukbevolkte steden, zoals in Parijs eind 19e eeuw. Het behelst een verzameling grote gebouwen die op loopafstand van elkaar staan. Het ene gebouw functioneert als woontoren, het ander als kantoorgebouw en het ander als recreatiegebied, shoppingmall of school. “Het idee is dat bewoners van superblocks alles op loopafstand hebben en niet meer genoodzaakt zijn om het verkeer te gebruiken. Iedereen kan in zijn superblock blijven. In het ideale geval scheelt het transport, tijd en geld en is iedereen zeker van een goede levenskwaliteit binnen de blocks. Het is efficiënt ruimtegebruik’’, vertelt de professor.

 

In Parijs kwam het nooit van de grond. In de grote steden van Indonesië staan er inmiddels meer dan vijftig, allen met flitsende namen als Central Park of Seasons City. Het ziet er indrukwekkend uit en levert delen van Jakarta skylines op die vergelijkbaar zijn met wereldsteden als New York. Maar is het een oplossing? Of levert het juist nieuwe problemen op?

 

“Tot een bepaalde hoogte werkt het. Mensen hebben inderdaad alles dichtbij, de huizen zijn goed en de voorzieningen ook. Maar het werkt niet precies zoals het zou moeten. Bij de ontwikkeling van woontorens is geen rekening gehouden met de animo. Het gevolg is dat de torens gemiddeld slechts voor de helft zijn gevuld. Een ander probleem is het onderwijs. Het niveau per school verschilt enorm. Bewoners van de superblocks kunnen dus de voorkeur hebben om hun kind op een school buiten het superblock te hebben, waardoor er alsnog gereisd moet worden. Een ander probleem is heel simpel: mensen willen graag ergens anders wonen, in buitenwijken. Het gevolg is dat ze wel een appartementje huren in de stad, maar er alsnog steeds naartoe moeten reizen vanaf hun woonhuis. Het laatste is dat de superblocks alleen zijn gebouwd voor de middenhoge inkomens. Er wordt met deze stedenbouwkundige ontwikkeling geen rekening gehouden met de lagere klassen, waardoor er alsnog sloppenwijken en gesegregeerde bevolkingsgroepen ontstaan.’’

 

De toekomst van stedelijke ontwikkeling

Oplossingen heeft Wibisono niet. Hij is geen uitgesproken fan van de superblocks, maar ook geen tegenstander. Of de bouw van superblocks door zal zetten, weet hij niet. Eigenlijk is de volledige toekomst van stedelijke ontwikkeling afhankelijk van de lokale politiek, zegt Wibisono. “Vooral burgemeesters hebben hierin grote invloed. Het is afwachten welke koers ze kiezen. Ik hoop wel dat we de Indonesische identiteit binnen de steden behouden en we geen steden vol anonieme ‘onmenselijke’ hoogbouw krijgen.’’

 

Wibisono meent wel dat (vooral) Jakarta zou moeten stoppen met bouwen. “Het gevolg van die grootschalige bouw is dat de stad nog meer aantrekkingskracht krijgt op mensen van buiten. We zien ook dat veel politieke campagnes zijn gericht op het aantrekken van nieuwe bewoners. Ik denk echter dat het verstandig zou zijn om eerst alle voorzieningen te regelen voor de huidige inwoners.’’

  

Focus op Indonesië

De lezing van professor Wibisono was het eerste deel van een tweeluik. Op donderdag 14 december duikt Architectuurcentrum Rondeel opnieuw in de hedendaagse stedenbouw van Indonesië. De sprekers op 14 december zijn landschapsarchitect LeWiwi Tjiook (Delft) en architect Reza Arlianda (MSc student urban planning, Technische Universiteit Delft). Zij gaan het onder andere hebben over de herontwikkeling van een vissersdorp. De lezing is eveneens in het kader van festival Focus op Indonesië en start om 20:00 uur bij Architectuurcentrum Rondeel aan de Assenstraat 14.

 

{ppgallery}2017-11-23-lezing-rondeel{/ppgallery}

Publiciteit is welkom! Deel dit via:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *