Een stad die niet verandert, heeft geen leven
Wat is het dna van Deventer? Hoe heeft de stad zich door de jaren heen ontwikkeld en wat brengt de toekomst? Op deze vragen pogen kunst- en architectuurhistoricus Hans Magdelijns en Omgevingswetspecialist Paul Koetsier een antwoord te vinden tijdens een Wist je dat?-avond van Rondeel.
Zou het een goede zaak zijn geweest als de Omgevingswet in pakweg de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw al van kracht was geweest? In de tijd dat het plan leefde voor het letterlijk verdubbelen van Deventer aan de andere kant van de IJssel? Het is een aardige hersenkraker voor degenen die geïnteresseerd zijn in de inrichting van de openbare ruimte. Dat zijn in elk geval de plusminus vijftig aanwezigen bij de lezing ‘Wist je dat? – Verleden en toekomst van Deventer’ in Architectuurcentrum Rondeel op 1 november.
Stadsontwikkeling is het thema en waar spreker Hans Magdelijns in het verleden duikt, vertelt Paul Koetsier over de Omgevingswet die vanaf 2020 van kracht is. Die wet is volgens Koetsier van adviesbureau BMC ‘fundamenteel anders’ en stelt niet de regel of de norm centraal, maar de maatschappelijke opgaven. De vraag is kortom niet of iets mag of juist verboden is, maar of het voor de gemeenschap wenselijk of onwenselijk is.
Toen de gemeente Deventer eind jaren vijftig het idee voor Deventer Dubbelstad poneerde, was het in elk geval wenselijk dat er snel meer woningen kwamen. De bevolkingsgroei nam door de babyboom exponentieel toe, gezinnen werden groter en al die mensen moesten gehuisvest worden. “Daarom ontwikkelde Deventer het plan voor Dubbelstad”, vertelt Magdelijns, senior adviseur bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. “De stad zou aan de andere kant van de rivier doorgroeien, tot aan de grenzen van Voorst en Twello. Met dit ambitieuze plan wilde de gemeente de Rijksoverheid tegemoet komen.”
Tweede schrijftafel
De inspiratie kwam uit Engeland, waar zogenaamde ‘new towns’ verrezen in polders van het buitengebied. Lelystad en Zoetermeer zijn in Nederland voorbeelden van zulke steden, in de periferie van respectievelijk Amsterdam en Den Haag. Magdelijns: “Ook Deventer wilde vooruit. Er waren nieuwe bedrijven voorzien en er zou zelfs een universiteit komen, die uiteindelijk naar Enschede is gegaan. Dubbelstad moest plaats bieden aan 250.000 inwoners. Deventer stelde zich beschikbaar voor Rijksdiensten uit het westen, zoals die ook verhuisden naar steden als Groningen en Heerlen. Journalisten noemden dat de tweede schrijftafel, omdat al die ambtenaren ook buiten de Randstad plannen zouden gaan schrijven.”
De schets voor Deventer Dubbelstad kon echter de prullenmand in omdat het Rijk het plan als te ambitieus beoordeelde. “Dubbelstad had een enorme invloed kunnen hebben op de omgeving”, fantaseert Magdelijns. “Al die mooie straatjes in De Worp zouden er dan niet meer zijn geweest en drie bruggen waren essentieel om beide stukken stad aan elkaar te verbinden.” Het sneuvelen van het megalomane idee gaf wel ruimte aan de ontwikkeling van nieuwe plannen, zoals – inderdaad, toen al – Steenbrugge. Dit project vond destijds geen doorgang en is pas momenteel volop in aanbouw.
Wel kreeg Deventer in de jaren zestig een schaatsbaan en een overdekt zwembad. Nieuwbouw in de schilwijken werd zoveel mogelijk gestandaardiseerd. Magdelijns: “Mechanisatie en prefab drukten een enorm stempel op de stad. De schil om de stad was bepalend voor het aanzien en daarom belangrijk.” Tegelijkertijd was de binnenstad onderhevig aan verpaupering. Veel panden in het Bergkwartier waren krotten geworden en ook de Assenstraat lag er belabberd bij. “Deventer kende een enorme achteruitgang na de Tweede Wereldoorlog”, weet Magdelijns. Maar de in verval geraakte wijken werden gerestaureerd en vormen nu het visitekaartje van het centrum.
Veranderen moet
Moraal van het verhaal: de stad is altijd in ontwikkeling. Zo is het Grote Kerkhof nooit ontworpen als plein maar als kerkhof, was de Brink tijdens de middeleeuwen nog een drassige vlakte en torende de Noordenbergtoren – een verdedigingswerk – ooit boven de Lebuinuskerk uit. Magdelijns worstelde dan ook met de vraag die Rondeel hem stelde om iets te vertellen over het dna van Deventer. “Want wat is dna?”, vraag hij zich hardop af. “Het is dat wat je leven bepaalt, wat je genetisch vormt. Dat zit in je en krijg je er nooit uit. Dus zoiets als een stads-dna bestaat niet, want een stad die niet verandert, heeft geen leven. Stil blijven staan in 1800 was geen optie geweest. De stad moet veranderen om de bevolking op te vangen.”
Was Deventer in 1800 groot genoeg voor 8000 inwoners, een eeuw later was in het centrum sprake van enorme overbevolking. Bijna alle 26.000 inwoners woonden rond 1900 op dat hele kleine stukje Overijssel… In 1946 telde Deventer 42.000 inwoners, rond de millenniumwisseling was dit aantal gestegen naar 83.000. De laatste grote stadsuitbreiding – De Vijfhoek – zorgde voor 13.000 nieuwe inwoners en op 25 september van dit jaar zag de 100.000ste Deventenaar, baby Thijmen, het levenslicht. 250.000 inwoners, de utopie van Dubbelstad indachtig, zullen er hoogstwaarschijnlijk nooit komen, maar even waarschijnlijk is dat de stad wél blijft groeien. Ook Paul Koetsier herinnert zich de woorden van minister Kajsa Ollongren, in mei dit jaar: tot 2025 moeten er 75.000 woningen per jaar bij in Nederland om te voldoen aan de behoefte. “Dat halen we alleen als we bestaande plannen versnellen”, zei de minister van binnenlandse zaken erbij.
De Omgevingswet kan in dit opzicht weleens een voorname rol gaan spelen. Koetsier: “Er bestaat een enorme discrepantie tussen het structuurplan ‘Deventer 2025’ uit 2004 en de realiteit nu.” De wereld verandert zó snel dat het haast onmogelijk is een degelijk langetermijnplan neer te leggen. Het kan wel, maar zo’n document is vaak snel ingehaald door de werkelijkheid, bewijzen de voorbije vijftien jaar met razendsnelle technologische ontwikkelingen. De omgevingsvisie, zo laat Koetsier zien op één van zijn dia’s, is ‘een integrale blik op de noodzakelijke en gewenste ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving in Deventer’. Ze maakt het mogelijk snel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.
De overheid als verleider
“De gemeente gaat minder als trekker van initiatieven op kop en meer als verleider tot initiatieven”, vervolgt Koetsier, die met BMC door de gemeente Deventer is ingehuurd om te helpen met de nieuwe omgevingsvisie. Burgers kunnen zelf met ideeën komen voor vernieuwingen in de leefomgeving en de gemeente kijkt wat er mogelijk is. “We bieden speelruimte maar staan vanuit onze publieke verantwoordelijkheid ook garant voor een toekomstbestendige leefomgeving met voldoende basiskwaliteit”, in de woorden van Koetsier. “De rol van de gemeente verschilt per initiatief, afhankelijk van onder andere de maatschappelijke meerwaarde, de bijdrage aan de publieke taak en de maatschappelijke betrokkenheid van de initiatiefnemer.” De grondhouding van de overheid is in elk geval betrokken en uitnodigend, zegt Koetsier.
De omgevingsvisie voorziet er verder in bestaande krachten, zoals het historisch stadsfront aan de IJssel, de wisselwerking tussen stad en platteland en economische vernieuwing en innovatie, te versterken. ‘Slim verbinden’ is volgens Koetsier een ander doel en hij denkt hierbij aan een kwaliteitsimpuls voor de infrastructuur en allerlei samenwerkingsverbanden. Toekomstbestendig handelen is de derde pijler en hierbij gelden veilig, gezond, waardevast ondernemen en duurzaam ontwikkelen als kernbegrippen. Koetsier: “In plaats van de fysieke groei van een stad of een dorp, staat in de Omgevingswet het aanpassen van de fysieke leefomgeving aan veranderende maatschappelijke vragen centraal. De focus verschuift van eindbeeld naar ontwikkelingsrichtingen en handelswijze. Ofwel: van ‘Wat mag waar’ naar ‘Wat willen we en hoe krijgen we dat voor elkaar’. Voor het nemen van beslissingen blijft de gemeenteraad het hoogste orgaan, maar vanaf 2020 is de samenleving aan zet om dingen te agenderen voor de lange termijn. Verandering is de rode draad van de toekomst van Deventer.”
Tekst: René Vorderman